Musli

Bevolkingsdichtheid in het echt

De vier generaties van Musli’s familie leven samen in een huis. Het huis staat aan de uiterste rand van Dharavi, tegen de spoorlijn die de wijk scheidt van Sion. Musli’s grootvader bouwde het huis. Hij had fortuin gemaakt met het verhandelen van landbouwproducten naar Mumbai. Het huis stond op ruime grond en steeds als de familie zich uitbreidde werd er een kamer bijgebouwd. Langs de perceelgrens werden kamers voor personeel en nog meer familie gebouwd. De kamers zijn aaneengeschakeld en vormen een hofje. Er is rond het huis nog wat open grond met bomen en planten. Het is een goed huis waarin Musli’s ouders ondertussen heel oud zijn geworden. Zijn vader van 98 hoort alleen niet zo best meer en zijn moeder van 94 heeft ondertussen wat moeite met lopen.

Musli volgde met succes een opleiding tot dierenverzorger en vond een baan in het Sanjay Gandhi National Park van Mumbai. Tot zijn ontsteltenis bleken de leeuwen en de tijgers nogal humeurig te zijn en ze joegen hem grote schrik toe. Een aantal dagen stond Musli doodsangsten uit, tot zijn carrière als dierenverzorger eindigde.


Musli en zijn ouders.

Musli had als kind al wat meer aandacht nodig dan zijn broers. Hij is zeer sociaal en erg druk met het onderhouden van veel vriendschappen. Hij kent zowat iedereen, heeft heel veel familieleden en vooral: iedereen in de buurt kent Musli. Hij zorgt goed voor iedereen en vangt ook bezoekers op. Om je een idee te geven van zijn netwerk volgt hier een kleine rondgang.


Musli naast zijn oom Baburao.


Zijn broer Shiamkude is barbier en ook de anderen kennen hem allemaal.


Musli’s broer Munna verkoopt papaja’s.


Musli’s schoonzus met haar dochter.


De buurman, die ook in het grote huis woont, verkoopt gefrituurde lekkernijen.

De kraampjes met de papaja’s en de frituur staan zo’n honderd meter bij het huis vandaan. Deze locatie heeft vlakbij de winkels meer aanloop en het grote huis ligt net wat te rustig.


Twee kinderen die hun ouders verloren, vonden onderdak bij de buurman. Het gezin woont in een een van de kamers rond het grote huis. Er zijn nu vier kinderen. De kleinste ligt te slapen in het wit-roze kleedje. Het bed rechts dient overdag als hangplek. ’s Nachts wordt er op geslapen.



Om ruimte te bieden aan alle familieleden zijn de kamers van het huis verdeeld over de gezinnen. In elke kamer woont een echtpaar. Musli is gescheiden van zijn vrouw en woont sindsdien weer bij zijn ouders in een kamer. Die kamer was ooit de keuken van het hele huis.

Dit verhaal is opgetekend in 2008. Een jaar later trof ik Musli niet in Dharavi aan. Er werd gezegd dat hij op een bijzondere plek was. Na terugkomst in Amsterdam werd ik een maand later een paar keer gebeld waarbij de verbinding steeds wegviel. Uiteindelijk hoorde ik een opgewonden mannenstem uit India. De verbinding was slecht en hij kon mij nauwelijks verstaan maar aan zijn opgetogen geroep kon ik Musli herkennen. Toen hij hoorde dat er verbinding was werd hij wat rustiger. Zo te horen was hij gelukkig.

Sloppen, de volksarchitectuur van de zwellende stad

Kijken vanaf de andere kant

Het fenomeen sloppenwijk is ondertussen zo wijdverbreid dat we kunnen spreken van een trend in de architectuur. Het architectuurdebat zal er zelden over gaan, er zijn geen glossy magazines, geen salontafelboeken en geen architectuurinstituten die zich er sterk maken voor deze stijl, maar de tijd is zeker rijp om te kijken naar de manier van bouwen die voorziet in de woonbehoefte van meer dan een miljard mensen. Dit hoofdstuk gaat over de condities waaronder sloppenwijken (slum) ontstaan, de plaats van deze bouwwijze in de architectuurtheorie en relevantie voor het ontwerpersvak.


Foto 1. Dharavi, Mumbai, India. Naar men zegt de grootste sloppenwijk van Azië.

Slum ontwikkelt zich in periodes van sterke verstedelijking. De stroom arbeidskrachten van het platteland naar de stad gaat de huisvestingscapaciteit en het absorptievermogen van de stad te boven. Industrialisatie is een krachtige aanjager van verstedelijking. Tijdens de industriële revolutie ontstonden sloppenwijken in veel westerse steden. In fabriekssteden woonden mensen in hoge dichtheid onder miserabele omstandigheden. Deze bijwerking van de industriële revolutie werd ondervangen door het invoeren van wetgeving die voorwaarden stelde aan de kwaliteit van huisvesting, in Nederland de woningwet van 1901. Daarnaast namen veel fabrikanten zelf het initiatief om een goed onderkomen voor hun werknemers te organiseren.

Geweld is een tweede belangrijke veroorzaker van migratie. Naast de migrantenstromen van het platteland naar de stad zijn vluchtelingenstromen belangrijke slumveroorzakers. Een verschil tussen deze twee groepen migranten is dat de eerste groep er voor kiest om op een zelfgekozen moment te migreren, de tweede groep wordt door omstandigheden op een bepaald moment gedwongen te vertrekken. Deze verdrijving komt voort uit natuurgeweld of menselijk geweld. Vulkaanuitbarstingen, overstromingen en oorlogen verdrijven mensen uit hun woningen. Als de woning niet al verwoest wordt, is een levensbedreigende situatie reden genoeg om te migreren. Het gedwongen karakter van de ontheemding van een vluchteling heeft tot gevolg dat een deel van het verworven bezit niet meegaat met de migratie. Vluchtelingen nemen mee wat er in de haast nog mee te nemen valt. Een rurale migrant heeft wat dat aangaat een betere vertrekpunt. Bezittingen kunnen meegenomen worden, opgebouwd vermogen kan te gelde worden gemaakt. Het motief voor de economische migratie is de verlokking van de stad. Vluchtelingen handelen uit het motief van de verdrijving.

Een derde migrantenstroom die slumvorming in de hand werkt, wordt veroorzaakt door deportaties. Dit zijn geforceerde migraties die eigenlijk een combinatie zijn van de voorgaande twee vormen. Onder het apartheidsregime in Zuid-Afrika werden in het kader van rassenscheiding veel zwarten gedwongen hun gebied te verlaten. Zij kwamen terecht in townships als Soweto bij Johannesburg en de Cape Flats bij Kaapstad. Onder hetzelfde regime vonden veel gedwongen verhuizingen naar de zogenaamde thuislanden plaats, die daar leidden tot acute overbevolking.

In architectuur wordt onderscheid gemaakt in stijlarchitectuur en volksarchitectuur. Daarbij valt hedendaagse en vooruitstrevende architectuur meestal onder de stijlarchitectuur en worden traditionalisme en regionalisme tot de volksarchitectuur gerekend. Sloppenwijken zijn een hedendaags fenomeen dat zich wereldwijd voordoet. Wie niet beter weet zou kunnen denken dat het om een modeverschijnsel gaat.

Een vaak aangehaalde uitspraak van Henry Glassie stelt dat, “a search for pattern in folk material yields regions, where a search for pattern in popular material yields periods”.1 Stijlen in de architectuur worden vaak aangeduid aan de hand van een periode waarin een bepaalde stijl in de mode was. Victoriaans, Tudor, Romaans, koloniaal. Of aan de hand van stromingen in de filosofie zoals Renaissance, Constructivisme, Modernisme, Postmodernisme en Deconstructivisme. Vernaculaire architectuur (volksarchitectuur) laat zich juist typeren naar regio. Vernaculaire architectuur weerspiegelt vooral de lokale omstandigheden, materialen en technieken. De aanduiding naar regio is een geschikte manier om de unieke combinatie van omstandigheden te benoemen. Voorbeelden zijn Mediterraan, Santa Fe, New England en Toscaans.

De architectuur in een slum wordt bepaald door de lokale omstandigheden en is daarom tot vernaculaire architectuur te rekenen. Stijlmotieven spelen er geen rol. Tegelijkertijd is slumarchitectuur veel minder regionaal herkenbaar dan de gangbare vernaculaire architectuur. De manier waarop gebouwd wordt in sloppenwijken lijkt wereldwijd hetzelfde te zijn. Het is de universele verstedelijkte omgeving die maakt dat slumarchitectuur een geglobaliseerd karakter heeft. Een stedelijke omgeving van hoge dichtheid kent veel minder landschappelijke variaties die bij vernaculaire architectuur juist tot de regionale herkenbaarheid leiden. Het verstedelijkte gebied is zelf het landschap. Het geglobaliseerde thema van de snelle verstedelijking is de lokale conditie waarin slum de vernaculaire architectuur is. En dan vooral daar waar het tempo heel hoog ligt zoals in de swelling cities.2


Foto 2: Geglobaliseerde architectuur in Mumbai...


Foto 3: ...en Tokyo, een opvallend universeel onderdeel is het blauwe bouwzeiltje dat de stalen golfplaat als icoon van de sloppenwijk dreigt te verdringen.

Met Glassie’s uitspraak ‘a search for pattern in popular material yields periods’ in gedachten, zou een andere conclusie getrokken kunnen worden. Slum doet zich immers voor in een bepaalde fase van de industriële ontwikkeling van een land. De combinatie van ogenschijnlijke populariteit en aanwijsbare periode zou kunnen duiden op een stijlarchitectuur. Toch lijkt dat niet juist. Er is geen sprake van een mode, globale trends, filosofieën of imitatie van esthetische motieven. Het zijn lokale economische en sociaalgeografische ontwikkelingen die slumvorming op een bepaald moment op gang brengen. Het is de geglobaliseerde context van de swelling cities die tot uniformiteit van de regionale aspecten leidt. Ondanks de ogenschijnlijke uiterlijke overeenkomsten tussen sloppenwijken in de hele wereld is er dus sprake van een vernaculaire architectuur.

Er zijn al veel studies verricht naar economische, sociologische, sociaal geografische en antropologische aspecten van sloppenwijken. Er zijn door architecten ook al veel plannen gemaakt voor verbeteringen in sloppenwijken. Uit ervaringen blijkt dat de schaal van verbeteringsplannen van grote invloed is op het uiteindelijke succes. Grootschalige plannen blijken een grotere kans op mislukking te lopen dan kleinschalige. De stap voor stapbenadering sluit beter aan op de fijnmazige realiteit, waarin de gebouwde omgeving en sociale en economische structuren samen het fenomeen stad vormen.

Tegenover de grote hoeveelheid onderzoeken en beleidsstukken staat het ontbreken van een goede documentatie van architectuur in sloppenwijken. Juist kennis van de lokale manier van bouwen kan aanknopingspunten geven voor goede ontwikkelingsprogramma’s. Veel ideeën over het verbeteren van de leefomstandigheden van slumbewoners gaan uit van vervangende nieuwbouw door ontwikkelaars. Los van het wisselende succes van zulke projecten is de schaal van het fenomeen sloppenwijk zo groot, dat het noodzakelijk is de ontwikkelingspotenties van sloppenwijken direct aan te spreken. Slumbewoners zijn in staat zelf te bouwen. Er zijn condities waardoor de ontwikkeling tot een volwaardige stad stagneert in zulke gebieden. Het zichtbaar maken van dit glazen plafond is het onderwerp van veel economische, sociologische, sociaal geografische en antropologische studies. Goed inzicht in de potenties die zich onder het glazen plafond bevinden is wezenlijk voor het bevorderen van ontwikkelingen.

Daarnaast is kennis over sloppenwijken een interessante bron voor historici. De ontwikkelings-geschiedenis van steden in de geïndustrialiseerde landen is in levende vorm te zien in de swelling cities. De aanloopverschijnselen van een verstedelijkende samenleving maken de oorsprong van stedenbouw zichtbaar. De stijl van bouwen kan als het begin van architectuur worden gezien. De opeenstapeling van technieken maakt het werk van ingenieurs inzichtelijk.

“Het sturen van kookboeken naar een land waar hongersnood heerst”, wordt wel gebruikt als beeldspraak voor de effectiviteit van het maken van architectonische plannen voor sloppenwijken. In die analogie zullen, zoals het beter is om voedselhulp te bieden die is afgestemd op de lokale gastronomie, ontwikkelingen die gebaseerd zijn op de lokale manier van bouwen veel kansrijker zijn dan plannen die van buitenaf worden opgelegd. Kennis over bouwwijzen in sloppenwijken is daarom belangrijk en het is zaak dat deze lacune in de architectuurbibliotheek gevuld gaat worden. Aangezien een zesde van de wereldbevolking in slums woont, kan de architectuursectie een aanzienlijke uitbreiding van de boekenkast tegemoet zien.

1. Henrie Glassie, Pattern in the Material Folk Culture of the Eastern United States (Philadelphia: University of Pennsylvania, 1968) page 33.
2. Swelling City is het fenomeen van de zwellende stad, dat zich voordoet in steden in ontwikkelingslanden met een zeer snel groeiende bevolking. De groei gaat de wooncapaciteit van de stad ver te boven.

Op het Randje

Er zijn Grenzen

Contrast maakt dingen zichtbaar. Contrast doet zich vooral voor aan de begrenzing van een voorwerp, een huis of een buurt. Juist aan de randen van een slum wordt goed zichtbaar wat bijzonder is ten opzichte van het omliggende gebied.

In de informele samenleving van de slumbewoners is elk gebouw een opeenstapeling van verbeteringen. Vanwege het risico van vernietiging worden investeringen tot een minimum beperkt. Investeringen die pas op lange termijn worden terugverdiend zijn onmogelijk. De kracht van formeel eigendom ligt in de factor tijd. Door de zekerheid dat langere tijd beschikbaar is om de gemaakte ontwikkelingskosten terug te verdienen, is het mogelijk die kosten te spreiden. Bij sloop van een gebouw om plaats te maken voor nieuwbouw, moeten de restwaarde, het potentiële rendement en de sloopkosten worden afgeschreven. Deze kosten kunnen uit het toekomstig rendement worden opgebracht. Iets slopen is in de informele economie een onaantrekkelijke optie. Spreiding van de kosten over toekomstig rendement is immers niet mogelijk. Door het ontbreken van formeel eigendom is er geen garantie over de factor tijd. Dat een gebouw wordt vervangen door iets beters komt veel minder voor dan het aanpassen van een gebouw aan de veranderde wensen. Daarom zien huizen er duidelijk uit als stapelingen van verbeteringen en uitbreidingen.


Foto 1. Slum als stapeling van verbeteringen. Daarachter een verbetering van stapelingen.

De formele sector van de samenleving heeft de mogelijkheid om vermogen te laten accumuleren. Mensen brengen hun geld naar de bank, ontvangen er rente voor en hebben de garantie dat zij aanspraak kunnen maken op hun vermogen. De bank kan investeerders en ontwikkelaars kredieten verschaffen waarmee bijvoorbeeld vastgoed ontwikkeld kan worden. Zoals hoogbouwwoningen die alleen met geaccumuleerd vermogen kunnen worden gerealiseerd en die alleen op lange termijn winst opleveren. De informele sector mist het mechanisme om vermogen te accumuleren.

De ontmoeting van deze twee werelden, de formele en de informele, kan heel scherp zijn maar ook heel diffuus. Scherp in het uiterlijk van gebouwen. Diffuus in het gebruik van ruimte. Eigenaars weten zich beschermd door de formaliteit, slumbewoners zijn informeel en lopen het risico op vernietiging van hun onderkomen. Informeel en formeel staan in de slum tegen elkaar aangebouwd of worden zelfs gestapeld. Een illegaal winkeltje wordt tegen een huis uit de formele sector aan gebouwd met instemming van de formele eigenaar. Een eigenaar verhuurd zijn dak aan een illegale migrant. Een migrantengezin is ondertussen via de wet gelegaliseerd maar hun huis staat op een illegale plek. Srinanda Sen en Jane Hobson merken op dat, "in een resolutie goedgekeurd door de regering van Maharashtra, bewoners van sloppenwijken die al vóór 1995 in de stad woonden zijn erkend als legitieme inwoners die bij ontruiming recht hebben op herhuisvesting. Dit leidt tot de paradox dat de mensen gelegaliseerd zijn, maar de sloppenwijk waar zij wonen niet en dat zij daardoor niet in aanmerking komen voor voorzieningen".1


Foto 2. Bewoning neemt kruipend bezit van spoorweggrond.

Spoorwegmaatschappijen zijn grondbezitters en de strijd om ruimte in de stad zal zich ook altijd langs de spoorwegen voordoen. Niet alleen de grond waarop de sporen liggen behoort tot het bezit van de spoorwegmaatschappij. Meestal is een strook land aan weerszijden van het spoor ook in bezit, om toekomstige verplaatsingen of verdubbelingen van het spoor mogelijk te maken. Als dan de druk om huizen te bouwen erg hoog is, valt het oog natuurlijk ook op dat lege gereserveerde land langs de spoorlijn. Het grondbezit van de spoorwegen is dus een lucratieve zaak. In veel landen wordt deze gereserveerde grond tijdelijk verpacht of zelfs bebouwd door de spoorwegmaatschappij zelf. De opbrengsten zijn aanzienlijk. De verhuur van grond en gebouwen maakt van menig spoorwegmaatschappij een belangrijke partij op de vastgoedmarkt.


Foto 3. Grond van de spoorwegen in gebruik als kruidentuin.

Dat het grondeigendom van de spoorwegen goed formeel is vastgelegd spreekt voor zich. Een staatsbedrijf met wettelijk vastgesteld eigendom loopt in de formele samenleving weinig risico op een succesvolle grondroof. Maar als dat eigendom belaagd wordt door de informele samenleving wordt het lastiger. De niet-geregistreerden, informelen, sublegalen, extralegalen en illegalen zijn onzichtbaar voor de administratie van de formelen en daardoor lastig te bevechten. Ze kunnen immers niet aangeklaagd worden of aangeschreven worden met een ontruimingsbevel. Slechts het gebruik van geweld zou helpen maar daar maken machthebbers zich doorgaans niet populair mee.

Naast het voordeel van de onzichtbaarheid dat de illegale bouwers genieten, zijn de spoorwegen ook op een fysiek punt in het nadeel. Hun territorium is smal en langgerekt, wat de grenzen van hun gebied bovengemiddeld lang maakt. Deze lange landsgrenzen zijn moeilijk te verdedigen. Als de spoorwegen illegale bouwsels op hun terrein ontruimen, staan er binnen korte tijd weer nieuwe exemplaren. De illegaal gebouwde onderkomens zijn erg eenvoudig en daardoor snel op te bouwen. Het herbouwtempo kan enorm zijn. Een onderkomen dat ’s middags is vernietigd kan er de volgende ochtend al weer staan. In Turkije worden zulke woningen daarom Geçekondus (“Nachtbouw”) genoemd. De cyclus van dagelijkse ontruiming en wederopbouw kan maanden achter elkaar door blijven gaan. De aanhouder wint maar de overwinning heeft een beperkte houdbaarheid. Dit kat en muisspel maakt het bestaan in de landstroken langs het spoor altijd onzeker. Er blijft een verhoogd risico op vernietiging en dat houdt de bebouwing klein.



Foto 4. Hoe dichter bij het spoor (voorgrond), des te geïmproviseerder is de bebouwing.

There is safety in numbers wil zeggen dat de kans om slachtoffer van iets te worden kleiner is naarmate de groep groter wordt. In een zwerm zullen de vogels in het hart van de zwerm de minste kans lopen gepakt te worden door een roofvogel. Het is dus zaak in de zwerm te blijven vliegen en dan bij voorkeur niet aan de rand. Dit instinct verklaart ook het ogenschijnlijke gedrag van een zwerm als één lichaam. Als elk individu de zwerm opzoekt en bedreigingen van buitenaf ontwijkt door naar het hart van de zwerm te vliegen ontstaan de typische vormen en bewegingen van de zwerm. Een school vissen beweegt zich volgens dezelfde wetmatigheid. Nu kunnen woningen in een slum natuurlijk niet zwermen maar het verklaart wel waarom woningen aan de randen van de slum vaak kleiner zijn dan in het midden. Het risico op vernietiging is aan de randen namelijk groter. Zoals te zien is bij het bouwen langs de spoorwegen is het schenden van formeel eigendomsrecht een risicoverhogende factor. De woningen aan de rand van een slum zijn simpelweg eenvoudiger te bereiken voor bulldozers. In het hart van de slum is het risico op vernietiging kleiner en is de bereidheid tot investeren groter.



Foto 5. Een muur als heldere demarcatie van spoorweggrond en sloppenwijk. Zekerheid voor beide partijen.

Een muur tussen het formele eigendom van de spoorwegen en de slum verkleint ook het risico op vernietiging. Het is minder aantrekkelijk om achter een muur buiten de woonwijk te moeten wonen en de andersom is de kans klein dat bulldozers via het spoorterrein naar de slum komen. De huizen langs deze grens zijn daarom van redelijke kwaliteit, investeren is minder risicovol, de kans op vernietiging is blijkbaar klein. De muur schept een ideale dumplocatie, waardoor de straat in de slum gemakkelijk is schoon te houden.



Foto 6. Water biedt bescherming tegen mogelijke invasies.

Een gracht is altijd al een uitstekende verdediging geweest en daarom is bouwen langs deze rivier een redelijk veilige investering. De wijk links van deze rivier is Thirteenth Compound, het gebied waar de kringloopindustrie is gevestigd. Daken worden als opslagruimte gebruikt voor handelswaar. De huizen links op de foto hebben uitzonderlijke gevels. Begane grond en verdieping lijken als één project te zijn gebouwd waarbij de gevel in één vlak over twee bouwlagen doorloopt. Dat is uitzonderlijk omdat het een behoorlijke investering vergt. De meeste huizen in Dharavi zijn een stapeling van achtereenvolgende investeringen met aanzienlijke tussenpozen. De gevels van de verschillende fasen vertonen dan grote verschillen en vormen zelden een doorgaand vlak.

De rivier mondt uit in Mahim Creek, een zeearm van de Indische Oceaan. Veel rioleringen lozen in deze rivier en een hoop zwerfvuil belandt erin. In de praktijk is de rivier een groot open riool. De vervuiling is zo erg dat de vissers uit Koliwada, het oorspronkelijke vissersdorp in Dharavi, geen vis meer kunnen vangen in Mahim Creek. Als er een directe rioleringsbuis van Dharavi naar de oceaan zou worden gelegd zou dat een enorme verbetering zijn voor het milieu en de visstand.



Foto 7. Aanzicht van bebouwing op een kademuur. Bouwtechniek is zichtbaar alsof het een doorsnede gemaakt met een CT-scan betreft.

De kademuur van de rivier is een scherpe begrenzing van het bebouwbare terrein. Zo scherp zelfs dat het aanzicht een abrupte doorsnede van de buurt lijkt. Omdat het aanbrengen van afwerkingen aan de waterkant vrijwel onmogelijk is, is aan die kant de gebruikte bouwtechniek duidelijk te zien. Diverse soorten stenen en bakstenen worden verwerkt tot een gemetselde muur. De gevels in het straatje zijn afgewerkt met pleisterwerk in verschillende kleuren. De toiletten die echt op de rand van de muur zijn gebouwd hebben een ideale afvoer. Bij stagnerende watervoorziening blijft de afvoer gewoon z’n werk doen.
Het leven aan de rand van de slum kent een verhoogd risico, zoals dieren in kuddes, zwermen en scholen dat ook beleven als zij zich aan de buitengrens van de groep bevinden. Alleen als de rand een fysieke barrière heeft zoals een muur of een gracht, neemt het risico op vernietiging weer af.

1. Shelter Associates, Pune India,
the Pune Slum Census project , Seventh International Seminar on GIS in developing countries, 15 - 18 May 2002, geraadpleegd 18 oktober 2009.

Waarom niet gewoon slopen?

Het Risico van Vernietiging als Blessing in Disguise

Bij de vernietiging van een gebouw is de dader altijd te vinden onder het drietal natuurgeweld, machthebbers en eigenaars.

Als aardbevingen, orkanen, bosbranden en overstromingen huizen en hun omgeving vernietigen gebeurt dat in principe zonder onderscheid naar de achtergronden van de bewoners. Rijk en arm worden slachtoffer als de natuurkrachten aan het werk gaan. De dikte van iemands portemonnee maakt letterlijk geen bliksem uit. Het enige dat van invloed is op de kansen voor het slachtofferschap, is de keuze van de bouwlocatie. Bouwgrond in hoger gelegen gebied is minder vatbaar voor overstromingen. In vlak land treedt minder snel een aardverschuiving op dan op een steile helling. De kans op een ramp is afhankelijk van diverse factoren en verschilt per locatie. Locaties in risicogebieden zijn goedkoper dan in veilig gebied en slum is daarom vaak te vinden in laaggelegen moerasland zoals in Dharavi of op gevaarlijk steile hellingen zoals de favelas in Rio de Janeiro.

Machthebbers kunnen besluiten dat een gebouw moet verdwijnen. Machthebbers zijn in een formele samenleving de bestuurders van de stad. Huiseigenaars worden beschermd door de wet en kunnen de sloop van hun huis tegenhouden. Als zij tenminste ook formeel eigenaar zijn. Een illegaal gebouwd huis van een illegale bewoner maakt weinig kans tegen de wil van een formele machthebber. Deze onzekerheid wordt aangeduid met het begrip risico van vernietiging, dat door deskundigen op het gebied van armoedebestrijding vaak wordt gebruikt. Mensen die om welke reden dan ook geen deel kunnen uitmaken van de formele economie of niet kunnen toetreden tot de geformaliseerde samenleving, staan met hun moeizaam opgebouwde bestaan doorlopend bloot aan het risico van vernietiging.

Waar de overheid zwak georganiseerd is duiken andere machthebbers op. Bijvoorbeeld invloedrijke zakenmensen of industriëlen en in het slechtste geval de maffia. Tussen de twee lagen van de formele machthebbers en deze informele machthebbers bevinden zich ook nog andere niveaus zoals corrupte ambtenaren. Zij vormen het duistere gebied van formele machthebbers die vanuit de informele macht bijgestuurd worden. Langs deze weg van corruptie wordt door illegalen uiteindelijk toch gewoon geld betaald voor het gebruik van grond en nutsvoorzieningen. In ruil daarvoor lopen zij minder risico van vernietiging. De grenzen tussen formeel en informeel, legaal en illegaal, sublegaal en exralegaal zijn heel diffuus. In het hoofdstuk ‘Powertoni’ in zijn boek Maximum City 1 beschrijft Suketu Mehta onnavolgbaar hoe het spel van krachten en machten in Mumbai tot een willekeur aan sloopacties in de slums leidt.

De derde potentieel vernietigende factor voor een gebouw is de eigenaar zelf. Als die besluit dat vervanging beter is dan aanpassing, is het lot van het oude gebouw bezegeld en wordt de slopershamer tevoorschijn gehaald. Vervanging (slopen en opnieuw beginnen) is economisch als de investering in het oude gebouw helemaal is afgeschreven. Hierbij is er een belangrijk verschil tussen de formele en de informele samenleving. Het redeneren in termen van investeren en afschrijven is alleen van toepassing in de formele samenleving. In de formele economie kunnen door eigendomsrechten en kadastrale administraties garanties gegeven worden over het voortbestaan van vastgoed dat in onderpand gegeven kan worden voor kredieten. In de informele samenleving is door het risico van vernietiging geen afschrijvingstermijn te hanteren. Als morgen de bulldozer kan komen is een afschrijvingstermijn van 20 jaar immers onzinnig. Een termijn van een dag zou relevanter zijn. Hiermee wordt ook de verlammende werking op kredietverstrekking duidelijk. Als niet te garanderen valt dat een gebouw lang genoeg blijft staan om voldoende geld te genereren en het krediet terug te betalen, is de kans op een krediet verkeken. Een hypotheek met het vastgoed als onderpand is helemaal ondenkbaar. Het risico van vernietiging beperkt op deze manier de mogelijkheid om grote investeringen te doen en sloop van een onhandig gebouw mogelijk te maken. In de informele economie is aanpassen van een gebouw daarom de meest gangbare ontwikkeling.

Paradoxaal genoeg zorgt het risico van vernietiging er dus voor dat er in een slum weinig gesloopt wordt.

1. Suketu Mehta, Maximum City, Bombay Lost and Found, Random House 2004.

Verdieping

Een verdieping op je huis is de mooiste manier om je woning te laten groeien. Een extra vloer en vier muren is alles wat je nodig hebt. En natuurlijk een trap om boven te komen. Al het andere is er al. De fundering, de voordeur en het dak. Dat dak kan worden hergebruikt door het bij wijze van spreken gewoon een paar meter op te tillen.


Foto 1. Meergezinswoning. De bovenwoning heeft een eigen opgang.

De trap is natuurlijk het opvallendste nieuwe ding in huis. Bij dit huis wordt handig gebruik gemaakt van het trapbordes van de verdieping. Het dient meteen als luifel voor de voordeur van het benedenhuis. Merk op dat over de waslijnen een zeiltje ligt om het wasgoed te beschermen tegen de felle zon en neerdwarrelend stof. In het droge seizoen komt veel stof uit het binnenland van India in Mumbai terecht en raakt alles uiteindelijk bedekt met een bruin laagje. Negen maanden lang valt er geen drup regen en de stoflaag is daarom altijd aanwezig. De eerste regen van de moesson spoelt alles weer schoon en dat zorgt voor blije gezichten. Gebouwen, straten, planten en bomen krijgen hun oorspronkelijke kleur weer terug.

Dat de trap buiten staat heeft grote voordelen. Als een familie uit meerdere gezinnen bestaat kunnen de gezinnen in redelijke privacy leven terwijl het huis familiebezit is.


Foto 2. Winkels met bovenwoningen. Voordeuren zijn bereikbaar via ladders.

Voor winkeliers is het natuurlijk het beste om de hele begane grond voor de handel te kunnen gebruiken. Een bovenwoning is de ideale oplossing. Ook hier wordt een handige combinatie gemaakt van de luifel en het overstek van de verdieping. Bij sommige huizen steekt de hele verdieping een eind uit, bij andere is het alleen een balkon. Een luifel boven de winkel is aantrekkelijk en praktisch. Regen en zon worden er door buiten gehouden, je kunt er koopwaar aan etaleren en een reclamebord is goed zichtbaar.

Trappen naar de verdieping zijn zonder uitzondering stijl. Eigenlijk zijn het ladders. Een uitgebreide trap zou immers veel teveel ruimte innemen ten kost van de winkel. Om via de ladder de bovenwoning binnen te komen is niet zo’n probleem. Er weer uit is iets anders, het vergt behendigheid om veilig uit de deur op de ladder te stappen. Waar de hele bovenverdieping uitsteekt over de winkel en meteen als luifel dient, is het mogelijk om een betere afstap naar de ladder te maken. Geen deur in de gevel maar een luik in de vloer. Het is een oplossing met veel voordelen. Allereerst is het goedkoper. Een deur met kozijn is zowel in aanschaf als in onderhoud duurder dan een vloerluik.


Foto 3. Winkels met bovenwoningen zonder voordeur.

Daarnaast is een deur veel gevoeliger voor zware regen dan een dichte gevel. Het luik is niet bereikbaar voor regenwater. Een dagelijks voordeel is dat de trap beter toegankelijk is. Bij het afdalen is er rondom het trapgat steun te vinden.


Foto 4. De ladder biedt toegang tot de bovenverdieping via een vloerluik.

In deze chawl is voor dezelfde oplossing gekozen. Chawls zijn woningen die door de gemeentelijke overheid worden gebouwd. Ze zijn herkenbaar aan de seriematigheid. Alleen chawls omvatten meerdere woningen, soms wel tien, met meerdere families. Het zijn een soort rijtjeshuizen. Herkenbaar zijn de doorlopende gevelvlakken en de doorlopende daken. Die komen alleen bij chawls voor. Individuele gebouwen in de slum zijn strikte individuen en vertonen nooit dat soort vormovereenkomsten.


Foto 5. Chawl met ladder en vloerluik.


Foto 6. Chawls zijn herkenbaar aan de herhaling. In de opzet als rijtjeshuizen onderscheiden ze zich duidelijk van slum.

Bewoners van chawls zijn officiële huurders van de (semi-)overheid en genieten een hoge rechtszekerheid. Het risico van vernietiging speelt bij hen geen rol. Chawls worden daarom niet als slum beschouwd. De chawls zijn volledig door slum omgeven en soms staan er zelfs slumwoningen tegen de chawls aangebouwd. Deze mensen wonen dus niet in een slum maar in een chawl in een slum. Dat is een belangrijk verschil.


Waar de stalen trappen zo steil zijn dat we beter over ladders kunnen spreken, zijn er ook trappen van een robuuster soort te vinden.


Foto 7. Deze stenen trap kan tegen een stootje, is minder steil en heeft bovenaan een ingenieuze draai naar links.


Foto 8. Met het bouwen van een verdieping boven een steeg neemt de dichtheid in Dharavi sluipenderwijs steeds verder toe.


Foto 9. Drie huizen met drie verschillende ontsluitingen van de bovenverdieping.

Drie huizen met drie oplossingen. Zo te zien is er bij het bouwen van de verdieping voor gekozen de gevels in een vlak door te laten lopen. Het inpassen van de trap werd bij elk huis anders opgelost. De gevel van het roze huis ligt iets naar achteren ten opzichte van de beide gele huizen. Het overstek van de verdieping is daardoor bij het roze huis het grootst en de trap kan er prima onder, met een luik in de vloer van de verdieping. Het overstek boven de gele huizen is te kort voor de breedte van de trap. Rechts is dat opgelost door de trap naast het huis te plaatsen. Links is er echt iets bijzonders van gemaakt. Er is een extra uitbouwtje gemaakt boven de luifel zodat er voldoende ruimte kwam voor een trapgat. Of er bovenaan de trap voldoende stahoogte is blijft de vraag. Een ding komt de bewoners hier goed van pas: India is het land van Yoga ;-)

Straatvernauwing

Hoe smal kan een steeg zijn?

Ook een stad kan aan vaatvernauwing leiden. Vaak wordt in zulke termen gesproken als het verkeer zo toeneemt dat wegen verstopt raken. Men spreekt zelfs van een verkeersinfarct als een gebied niet meer te bereiken is door de files. In deze beeldspraak is het verkeer het bloed in de vaten (de straten) van de stad. Toch mankeert er iets aan deze vergelijking. Bloedvaten vernauwen door aderverkalking. Gaandeweg kan er steeds minder bloed doorheen. In het geval van het verkeersinfarct is de oorzaak natuurlijk niet een vernauwing van de straten maar een verhoging van de verkeersdruk.

In Dharavi voltrekt de verstopping zich wel volgens de beeldspraak van vaatvernauwing. We kunnen zelfs spreken van straatvernauwing. Straten en stegen worden steeds smaller. Een directe oorzaak is de bouw van piepkleine winkeltjes in stegen die nog niet smal genoeg zijn. Het verhaal over de kleermaker laat zien hoe dat gaat.



Foto 1. Steeg als restruimte tussen 'vrijstaande' huizen.

Toen Koliwada nog het gewone vissersdorp was, voordat het overstelpt werd met de nieuwe bewoners van wat nu Dharavi heet, hadden de straten een heel normale omvang. Breed genoeg om twee wagens elkaar te laten passeren. Huizen stonden zover van elkaar af als prettig en nodig was. Sommige kruisingen van straten waren ruim genoeg om een plein te vormen. Met het toenemen van de bevolkingsdruk nam ook de druk om open ruimte vol te bouwen toe. Pleintjes verdwenen. Straten werden stegen.


Foto 2. Veel stegen zijn zelfs smaller dan een normale deur. Foto 3. Schouderbreedte is genoeg.

Voetgangers kunnen elkaar nauwelijks passeren. Buik inhouden of wachten tot er geen tegenliggers zijn. Overzicht is moeilijk te krijgen in het netwerk van stegen en doorgangen. Een open ruimte is een belangrijke markering en veel routes door het doolhof zijn alleen te overzien door te onthouden welke ruimte via welke steeg met de volgende is verbonden. De narigheid is natuurlijk dat de verleiding heel groot is om een open ruimte ook weer vol te bouwen. Om toch nog een indruk te krijgen van de oorspronkelijke breedte van straten en pleintjes, helpt het om onderscheid te maken naar de leeftijd van gebouwen. Zo wordt zichtbaar wat er al was en wat er later is bijgebouwd. Het herkennen van die volgorde maakt een hoop inzichtelijk. Door een moment voor te stellen waarop een bepaald gebouw er nog niet stond is een indruk te krijgen van wat ooit de normale maten van de openbare ruimte waren. Op de volgende drie foto’s is het grote roze huis achterin datgene wat er al was.



Foto 4. Drie foto's van één gebouw. Met dit soort invullingen verdwijnen open ruimtes en blijft alleen een netwerk van stegen over.


Duidelijk zichtbaar is dat het grijzige huis op de voorgrond er later is bijgebouwd. Het is krap twee meter breed en misschien vier meter diep. Voor de voordeur hangt een blauw gordijn met rode en gele bloemen erop. De trap naar de kamer erboven loopt buitenom. Misschien is de bovenkamer wel een aparte woning. De gelakte houten deur met de blauwe omlijsting is de oorspronkelijke voordeur van het grote roze huis. De groene deur op de eerste verdieping is onderdeel van het grote roze huis. De trap is er dus voor zowel de bovenverdieping van het oude huis als voor de bovenkamer van het nieuwere huis. Nadenkend over de volgorde zou het wel eens zo kunnen zijn dat de trap er al was voordat het nieuwe huis werd gebouwd. De verdieping van het roze huis moest immers bereikbaar zijn. De verdieping van het roze huis is waarschijnlijk pas later op het huis gezet. Daarom staat de trap buiten, naast de voordeur. Je bouwt immers geen trap midden in je woonkamer en ook niet pal voor de voordeur. Enzovoort. Het is dus de factor tijd die de logica achter deze schijnbaar irrationele composities inzichtelijk maakt.

Om een beeld te krijgen van het oorspronkelijke ruimere straatbeeld, volstaat het om het laatstgebouwde huis van twee bij vier meter weg te denken. Ooit was dit een dorp met heel normale straten.

Een minder opvallende oorzaak van het vernauwen van de straten is het bouwen van een verdieping bovenop een bestaand huis. Trappen spelen daarbij de hoofdrol. De bovenverdieping moet immers bereikbaar zijn en daarvoor is een trap nodig. Het ontwerpen van een trap is een puzzel op zichzelf, zoals beschreven in het hoofdstuk Trapladder.



Foto 5. Uitgekiende trap, om de hoek van het benedenhuis gevouwen.


Foto 6. Het huis rechts is over de steeg uitgebreid. De kolommen en het overstek vormen een arcade.

Het dak is een handige plek om een huis uit te breiden. Het kost geen extra grond en de vloer is er al. Slechts vier muren en een dak zijn nodig en een trap om boven te komen. Voor de plaats van de trap zijn er twee mogelijkheden. Binnen in het bestaande huis of buiten. Aan een trap binnen kleven een paar bezwaren. Een trap neemt ruimte in terwijl de bedoeling was om extra ruimte te krijgen. Ook moet een trapgat gemaakt worden in het bestaande dak, wat allerlei extra constructies vergt. Met de komst van het trapgat gaat vloeroppervlak verloren op de bovenverdieping. Een trap binnen is dus duur en geeft een verlies aan ruimte. Een trap aan de buitenkant heeft die nadelen niet. Het bestaande huis blijft onaangeroerd. En een groot voordeel is de onafhankelijkheid van de nieuwe verdieping. Eventueel kan die verhuurd worden of zelfs verkocht omdat een eigen opgang beschikbaar is. Een trap buitenom is daarmee een heel verstandige keuze.
Daarom komt meestal met het toevoegen van de verdieping een trap naast het huis te staan.



Foto 7. Trappen halveren de verkeersruimte.
Foto 8. De steeg wordt gaandeweg een tunnel.

Die trap neemt natuurlijk nog steeds ruimte in maar bij deze oplossing gaat dat ten koste van de publieke ruimte en niet van de eigen ruimte. Het toenemend aantal trappen maakt de doorgang van de stegen steeds smaller. Het plaatsen van een trap is op sommige plaatsen vrijwel onmogelijk. En hoewel het er misschien soms wat rommelig uitziet, verdient de inventiviteit van de bouwers zeker waardering.



Foto 9. Van de ladder (linksvoor) is de onderste helft smaller, ten gunste van de verkeersruimte in de steeg.


Foto 10. Door slim gebruik van een bordes bovenaan blijft de doorgang op straat bruikbaar.


Foto 11. De hooggelegen begane grondvloer (gunstig bij wateroverlast) is gebruikt als aanzet voor de trap.



Foto 12. Twee richtingen van dezelfde steeg. De nette bestrating en overstekende verdiepingen maken van de ruimte een kamer op zich.

De extra verdieping op het huis wordt vaak uitkragend gebouwd. De nieuwe vloer steekt over de steeg heen. Dit biedt extra ruimte op de verdieping en creëert een soort plafond in de steeg. Naast de voordelen voor de steeg, zoals beschutting tegen zon en regen, kleven er nadelen aan voor de kwaliteit van de huizen. De huizen groeien immers naar boven toe steeds meer naar elkaar toe en dat is nadelig voor de toetreding van licht en lucht. Ook de privacy leidt er behoorlijk onder. Naast schoon drinkwater en goed sanitair is privacy een schaarsteartikel.

Trapladder


Trappen dienen om niet alleen hoogteverschillen te overwinnen maar ook problemen van andere aard. Architecten weten daar alles van. De moeilijkste puzzel in het ontwerp van een gebouw is de trap tussen twee verdiepingen. De ruimte onder de trap is vaak niet erg nuttig. Boven een trap bevindt zich niet eens een vloer. Een trap kost dus ruimte op beide verdiepingen. Onderaan de trap is verkeersruimte nodig om bij de eerste tree te kunnen komen, bovenaan is ook weer verkeersruimte nodig. Deze verkeersruimtes liggen niet boven elkaar en dat maakt de indeling van boven en beneden er niet eenvoudiger op.

Dit huis laat precies zien wat er bij komt kijken om trappen te maken. Toen beide huizen nog uit één bouwlaag bestonden, de begane grond, ging het allemaal nog goed. In de hoek tussen beide huizen ligt een waterput. Om het dak toegankelijk te maken, moest er ook een trap komen. De enige plek waar het kon was op het hoekje van de waterput. De trap moest natuurlijk wel dicht zijn want anders zou allerlei vuil vanaf de treden in de waterput vallen. Dat gold ook voor de rode leuning.
Toen de verdieping er bovenop gebouwd werd, was er een trap nodig naar het volgende dak. Die tweede trap kon er nauwelijks bij. Er was zelfs een extra stuk dak nodig om van de hoge trap af te kunnen stappen. Daarom hangt er nu een soort luifel langs de gevel. Hoe de volgende uitbreiding er uit gaat zien is een raadsel.


Het Hogere Segment

Geen Monopolie voor Ontwikkelingslanden


Banks of Sumida river Tokyo.

A high-end economy like Japan may not be the first place to look for Economic Weaker Section (EWS) dwellings. Nevertheless, some homeless people can be found in makeshift shelters. There are several stories on the backgrounds of these homeless. A popular one among westerners says these people have become jobless and cannot bear the disgrace under the eyes of their family. Although many people serve in lifelong employment in one company, even when they do not perform satisfactory by any standard, Japan does have a labour market.
Another story deals with finance, of course. There are people in desperate deep debts, think only of the addicts who are one of the family in the Pachinko parlours. Loan agents do not hesitate to hire gangsters to collect debts. Alex Kerr explains.



"Yakuza (organised crime) threatens your family, comes banging on your door at night or calls you in the office twenty five times per day. As a result ten thousands of people disappear every year in a process known as Yonige, ”Midnight Run”. They leave their homes, change identity and move to another city, all to hide from the enforcers of Japan’s consumer loans.
Traditionally people must clear all debts by the end of the year, so New Year’s Eve is the premier time for Yonige. The 80.000 who fled in het night of 1996 had nearly doubled by 1999, to 130.000.
So popular is the Midnight Run that it has spawned a new business, Benriyasan (Mr. Convenient), facilitators who help families flee their
homes and who take care of their possessions while they are on the run. In 1999, Japanese television featured a new drama, “The Midnight Run Shop”, whose hero devises schemes for people to evade gangster lean enforcers. It’s a Mission Impossible for debtors,... "
Alex Kerr, Dogs and Demons, The Fall of Modern Japan, Penguin, 2001, page 270.


Banks of the Ara river in Tokyo.



Moreover, it is clear we are not dealing with muddled people here. The improvised dwellings are neat. They sit on a wooden platform and everything is tidied up. The gray shelter even has an overhead door on a rack. Although this scene is utterly Japanese, there is one feature that definitely refers to the global architecture of dwellings of the displaced: the blue sheet.

In real estate, there are three factors of importance to the value of property: location, location, and location. Therefore most remarkable is the location of the shelters of the homeless in Tokyo.


Photo collage of the Amsterdam Eastern Harbours(left) and Tokyo Sumida River.
In Amsterdam, living on the water is considered highly luxurious whereas in Tokyo the riverbanks are left over for the homeless.


While in many countries living on the water is considered very attractive, the Japanese consider their rivers and the sea as primarily hazardous. Rivers in Tokyo are screened off from the city with high concrete walls. The banks provide excellent space for those who look for a place to put their shelters. Others hide their tent in the bushes and shrubs in public parks.

In debates about homeless people, new groups of displaced people have appeared. Executives on business trip spend fewer nights at home than out. In addition, even ordinary commuters fall victim to this trend. As commuting becomes too time consuming, more and more people sleep in hotels instead of there home bedroom.

From the top, things may look upside down.

Tabula non rasa

Slum is een opeenstapeling van verbeteringen

Bouwen begint vaak met slopen. Een gebouw dat niet meer voldoet moet plaatsmaken voor iets nieuws. Doorbouwen op wat er al stond is vaak niet zinvol en het doel van sloop is om met een schone lei te kunnen beginnen, de tabula rasa. Sloop maakt het werken voor ontwerpers en bouwers een stuk eenvoudiger. Ontwerpers hoeven zich niet te verdiepen in de bestaande toestand en hoeven niet te gaan puzzelen op nieuwe functies in oude ruimtes. Voor bouwers is het ook eenvoudiger. Knutselen aan bestaand werk is zeer arbeidsintensief en vol van onzekerheden. Onduidelijk is hoe stevig het bestaande werk is en hoe het precies in elkaar zit. Veel bouwers beginnen liever aan iets nieuws.

Het gebouw dat gesloopt wordt is ooit tot stand gekomen via allerlei ontwerpkeuzes. De keuzes die in het verleden zijn gemaakt worden met de sloop ongedaan gemaakt. Ontwikkelingen worden teruggedraaid en eigenlijk is slopen een stap terug in de tijd. Een stap naar de situatie van voor het gesloopte gebouw. Met de stap terug in de tijd gaat geschiedenis verloren. Het nieuwe gebouw vertelt niets over de geschiedenis van het bouwen op die plek. De bouwgeschiedenis is hooguit in een herinnering terug te vinden.

In een slum kan men zich de luxe van slopen vaak niet permitteren. Een groter huis bouwen betekent meestal dat een bestaand huis wordt uitgebreid met een verdieping er bovenop. Keuzes uit het verleden blijven zichtbaar en de gevolgen bij de verdere ontwikkeling zijn daaruit af te leiden. Ontwerp- en bouwkeuzes blijven aanwezig en zijn onderdeel van de uitgangspunten bij volgende ontwikkelingen. Verder bouwen betekent puzzelen met de bestaande toestand. De bestaande toestand legt beperkingen op aan het nieuwe ontwerp. Het vergt veel creativiteit en inventiviteit om alle aansluitingen, zowel ruimtelijk als technisch, van oud en nieuw helemaal goed te krijgen. Ontwerpvraagstukken en bouwopgaven zijn daarom in een slum gemiddeld complexer dan daarbuiten. Een gevolg daarvan is dat vooral beproefde technieken worden gebruikt en dat stijlarchitectuur weinig kans maakt. Het mijden van risico’s is immers cruciaal, vanwege de financiële beperkingen. In zijn boek How Buildings Learn1, How Buildings Learn laat Stewart Brand zien hoe niet alleen het aanvankelijke ontwerp de vorm van een gebouw bepaalt, maar hoe ook het daarop volgende bestaan tot groei en verandering leidt. Juist in een slum wordt gebouwd aan dat groeiproces en niet aan stijl en originaliteit. Deze manier van bouwen wordt algemeen aangeduid als vernaculare architectuur. Stewart Brand beschrijft het “in terms of architecture, vernacular buildings are seen as the opposite of whatever is “academic,” “high style,” “polite.” Vernacular is everything not designed by professional architects – in other words, most of the world’s buildings.” 2 High-style architecture likes to solve old problems in new ways, which is a formula for disaster, according to Dell Upton at the University of California. Vernacular builders, he says, are content to accept well-proven old solutions to old problems. Then they can concentrate all their design ingenuity strictly on new problems, if any. When the standard local roof design works pretty well, and materials and skills are readily available for later repair, why would you mess with that? Deze risicomijdende houding is kenmerkend voor bouwen in sloppenwijken.

Wat Dharavi zo fascinerend maakt is de mogelijkheid om de bouwgeschiedenis volledig af te lezen aan de bestaande gebouwen. Alle creativiteit die nodig was om onder moeilijke omstandigheden iets goeds tot stand te brengen en alle inventiviteit die verdere ontwikkeling mogelijk maakte, zijn zichtbaar voor wie er oog voor heeft. Stewart Brand merkt verder nog op dat "There is a magazine called Progressive Architecture but none called Conservative Architecture. If there were such a magazine (...), it would be largely about vernacular architecture, which is profoundly cautious and imitative, so immersed in its culture and its region that it looks interesting only to outsiders.”3 De architectuur van Dharavi en andere slums voldoet exact aan deze beschrijving. Sterker nog, niet alleen de verschijningsvorm is behoedzaam en behoudend, de fysieke realiteit is dat ook. Er wordt nauwelijks gesloopt.

Hoewel een architect nooit een slum zal ontwerpen, is de architectuur van een slum een onmisbaar signaal voor ontwerpers.

1. Stewart Brand, How Buildings Learn, what happens after they’re built (Penguin Books USA, 1994).
2. Quote in ibidem, p 132.
3. Ibidem, p 132.

Waar "The Perfect Slum" over gaat...

Geen architect zal ooit een sloppenwijk ontwerpen. Dat hoeft ook niet. Mensen ontwerpen en bouwen er zelf hun huis en hebben daar geen architect voor nodig. Alle keuzes voor wat nodig is, wat praktisch is, wat mooi is, wat haalbaar is en wat nou echt verstandig is worden daarbij gemaakt zoals dat door iedereen in de wereld wordt gedaan: met gezond verstand. De manier van bouwen in een sloppenwijk is daar zondermeer de verstandigste manier van bouwen.

Zorgvuldiger geformuleerd: de manier van bouwen onder de omstandigheden van een sloppenwijk is de verstandigste manier om te bouwen in een sloppenwijk.
Zoals elk gebouw zijn ook de huizen in een sloppenwijk een afspiegeling van de omstandigheden waaronder die huizen worden gemaakt en gebruikt. Klimaat is een duidelijk herkenbare omstandigheid en aan de vorm van het dak kunnen we herkennen in wat voor klimaat een huis staat. Tastbare omstandigheden zijn bijvoorbeeld beschikbare ruimte, beschikbaar bouwmateriaal, bevolkingsdichtheid en klimaat. Daarnaast zijn er de niet-tastbare omstandigheden zoals economisch perspectief, formaliteiten, eigendomsrechten en machtsverhoudingen.


We kunnen al deze omstandigheden terugvinden in de manier van bouwen. Als er verstandig wordt gebouwd is er een logisch verband tussen bouwwijze en omstandigheden. Dit verband heeft een groot voordeel als we ergens komen waar we nog nooit zijn geweest. We kunnen immers aan de bouwwijze zien wat de omstandigheden zijn. Het lezen van de omgeving is een oerinstinct. Waar ter wereld we ook zijn, we zullen altijd op grond van wat we zien een reconstructie maken van de omstandigheden.


Als we met een westerse blik kijken naar een huis waarvan het dak waterdicht gemaakt is met een blauw bouwzeiltje, kunnen we concluderen dat er geen geld wordt uitgegeven aan een duur dak. Het geld is er kennelijk niet en dus is het economisch perspectief van de bewoners niet best. De bewoners lijden natuurlijk armoede. De gereconstrueerde omstandigheid armoede komt voort uit het in de westerse wereld bekende verband dat alleen arme mensen onder een gammel dak wonen.


Maar misschien is de conclusie armoede wel helemaal verkeerd. Kan het verstandig zijn om geen stevig waterdicht dak te maken terwijl je geen armoede lijdt? Jazeker, in een sloppenwijk is dat vaak heel verstandig. In Mumbai is de weersverwachting zeer betrouwbaar. Tijdens de moesson regent het drie maanden aan een stuk. Daarna is het negen maanden droog. En zo gaat het sinds mensenheugenis. Driekwart van de tijd en in vaste periodes valt er zeker geen regen. Deze zekerheid is onwaarschijnlijk groot, zeker als we die vergelijken met de zekerheid van het bestaan van een huis in een sloppenwijk. Er is een aanzienlijk risico dat het huis binnen afzienbare tijd wordt gesloopt. Het huis is namelijk niet legaal en het is heel verstandig om geen duur dak te maken op een illegaal huis. Een blauw bouwzeiltje voor een paar maanden per jaar is een veel verstandiger investering. De conclusie vanuit het westerse perspectief dat de bewoners van een huis met een gammel dak en een blauw bouwzeiltje in armoede leven is dus niet per se de juiste. Veel bewoners hebben er wel degelijk het geld voor om hun huis te verbeteren en zouden het dolgraag willen doen, maar zeg nou zelf…
Zou u:
Een huis voor uzelf willen bouwen… als er een kans is dat morgen de bulldozer komt?
Een verdieping op uw huis gaan bouwen… als er een kans is dat morgen de bulldozer komt?
Samen met buren riolering in de straat aanleggen… als er een kans is dat morgen de bulldozer komt?
Samen met buren de straat gaan plaveien… als er een kans is dat morgen de bulldozer komt?

Het inzicht dat er in een sloppenwijk op een heel verstandige manier gebouwd wordt en de overtuiging dat het niet gerechtvaardigd is het fenomeen sloppenwijk af te doen als pure armoede, vormen de prikkelende aanleiding voor het project The Perfect Slum.

Door bewoners van Dharavi te laten vertellen over hun huizen wordt zichtbaar hoe de omstandigheden aanleiding geven tot verrassende prioriteiten in de architectuur. Aan de hand van hun verhaal wordt duidelijk dat bouwen en wonen in een sloppenwijk een grote prestatie is.

Contacten leggen

Stel je voor...

Als voorbereiding op de Urban Typhoon 2008 workshop in Dharavi, Azië's grootste sloppenwijk, reisde ik alvast een week van tevoren naar Mumbai. Om vertrouwd te raken met het onderwerp van onze workshop zocht ik onderdak in Dharavi. Dagelijks dwaalde ik door de sloppenwijk, ook 's nachts. Als een methode om een stad te leren kennen neem ik foto's van alles wat mijn aandacht trekt. Een jaar eerder had ik hiermee goede ervaringen opgedaan in Tokio

De mensen van Dharavi zijn zeer bereid zichzelf met hun werk te laten fotograferen. Ik heb veel foto's van hoe ze wonen, werken en handelen. Het gaf me inzicht in hoe een sloppenwijk werkt en hoe de stemming is van de mensen die er wonen. Maar het gaf me ook een ongemakkelijk gevoel. Ik nam foto's zonder er iets voor terug te doen. De inzichten die al deze mensen mij gaven waren zo waardevol dat het vinden van een wederdienst onvermijdelijk werd. De internetwinkel tegenover het station Sion inspireerde me tot een passend antwoord voor het nemen van foto's: het geven van foto's. De internetwinkel had een printservice, zodat ik portretten kon afdrukken van iedereen die ik waarschijnlijk wel terug kon vinden.


Kunal was zeer behulpzaam, hij maakte afdrukken van tientallen foto's.

Met stapels foto’s ging ik terug naar de sloppenwijk van Dharavi, waar ongeveer 800.000 mensen wonen. De straten hebben geen namen. Op zoek naar mensen, hun werk, hun familie, hun winkel, hun kinderen. En het bleek te werken. Mensen waren verrast en blij om een foto van zichzelf in hun meest dagelijkse situatie te krijgen. Kinderen holden juichend naar huis, zwaaiend met de foto. Volwassen mannen op zoek naar woorden. Bovendien opende het de wereld die ik probeerde te onderzoeken. Ik werd uitgenodigd om thuis thee te drinken, in een advocatenkantoor, op een dakterras, bij de plaatselijke sportschool, in wat een bedrijf in geluid- en lichtsystemen bleek te zijn. Ik werd rondgeleid door de smalste achterafstraatjes, in het pikdonker, om die jongen op de foto te vinden die de broer van de vriend van de neef van mijn vriend die ik een minuut geleden voor het eerst ontmoette bleek te zijn. En zo verder. In het proces van het teruggeven van de foto's aan de juiste personen leerde ik meer over Dharavi en de mensen dan ik ooit voor mogelijk hield.


Sociale structuren, economie, etniciteit, religieuze scheidingen, architectuur, stedenbouw, infrastructuur, handel, wonen, onderwijs, traditie, en zo verder. Alles wat ik wilde weten kwam binnen het bereik door simpelweg foto’s te nemen en te geven.